Wat doe je momenteel?
Momenteel zijn we een plaat aan het opnemen met de Barbería del Sur, met El Paquete, El Negri en David. Op deze cd werken wij, dat zijn Jorge Pardo, Chano Dominguez en ik, samen. We zijn bezig met de basis en zijn halverwege.
Hoe heb je Paco (de Lucia - MJ) ontmoet?
Wel, Paco zat zonder bassist en (saxofonist - MJ) Jorge Pardo en (percussionist - MJ) Rubem Dantas waren al bij hem en zeiden hem: “er is een zekere jongen in Barcelona...” Paco belde mij, niet om eens te proberen, maar al meteen om te repeteren, en na vijf minuten zaten we al volop te spelen... het klikte vanaf het begin.
Je moet onvergetelijke momenten beleefd hebben. Hoe was een tour met Paco?
Hallucinerend. De eerste keer dat je dingen doet, is altijd hallucinerend. De eerste tour door Zuid-Amerika, dat was... alles ontdekken. Niet alleen het feit om met een artiest van die categorie te reizen, en dat je naar de goede theaters gaat, die vol zitten met mensen. Maar bovendien dat ik een wereld ging ontdekken, die ik niet kende. Ik wist niet wat een bulería was, of een tangos, of een tanguillos... ik wist van niks.
En hoe leer je dat?
Tja, al spelend en luisterend. Vooral luisterend.
Carles Benavent heeft de flamenco-bas uitgevonden. Kun je uitleggen hoe de flamenco-bas werkt?
Het systeem dat ik altijd gebruikt heb, is kopiëren... kijken wat iemand doet die meer weet dan jij, met een vergelijkbaar instrument als de gitaar, kijken wat hij doet en dat kopiëren, zodat wat jij doet vulling geeft, zodat het legato hetzelfde klinkt, de versiering hetzelfde, de pellizco hetzelfde. Flamenco is - vooral in de frasering - gebaseerd op accenten; de accenten moeten heel duidelijk, bijna overdreven zijn. Dat wat pellizco genoemd wordt, is de accentuering van de frases. En dat is wat je moet doen, luisteren en kijken hoe de mensen die het weten, het doen.
Je hebt maar weinig flamenco-bassisten die niet klinken als Carles Benavent.
Dat zeg jij. Het komt door de formule die ik je net noemde. Het feit dat je met de bas een gitaar nadoet, maakt dat de bas op die manier klinkt. En bovendien, omdat ik met een plectrum speel, klinkt het staccato meer staccato, en de accenten meer geaccentueerd.
En die bas waarover we praten, is dat dezelfde die Paco gespeeld zou hebben?
Ik geloof van wel. Ik geloof dat we elkaar daarom goed begrijpen. Na een paar uur repeteren speelden we de colombiana ‘Monasterio de Sal’ van de plaat ‘Solo quiero caminar’. En dat is een bas, waar ik nu naar luister en denk, dat zou ik nu hetzelfde doen. Het was van begin af aan zonneklaar dat dat de formule moest zijn.
Jij en de andere muzikanten die zich rond Paco verzameld hebben, hebben jullie allemaal op een onafhankelijke manier ontwikkeld. Ieder apart heeft een werk afgeleverd van wezenlijk belang.
Toen we begonnen, moesten we een weg ontdekken, en ik geloof dat we nu die weg aan het volgen zijn. Zowel Jorge, als ik, als Rubem. Het is een weg die volgens mij de juiste is, en die we moeten aanhouden. Want het is iets dat we diep van binnen voelen, en de enige manier om iemand te overtuigen van je werk, is wanneer je er zelf in gelooft.
Alle mensen waar je over spreekt, staan halverwege tussen jazz en flamenco.
Het is geen formule, als in een laboratorium: we doen er twee druppeltjes jazz in en twee druppeltjes van dat. We bevinden ons hier, omdat wij elkaar hier getroffen hebben, omdat het leven ons hier gebracht heeft. Toen ik twaalf jaar was, wilde ik dolgraag blues spelen. B.B. King, Cream, Jimi Hendrix... wat je in die tijd had, we gingen naar Andorra om platen te zoeken, want hier had je geen platen. En dat alles drukt een stempel op je, en als je op een spontane, natuurlijke wijze speelt, komen die invloeden boven. Dat is logisch.
In welk jaar kwam je eerste plaat uit?
Die werd geproduceerd door Mario Pacheco (van Nuevo Medios) in 1983. Ik was net teruggekeerd van de tournee met Chick Corea, want ik was een jaar in de Verenigde Staten geweest, met Chick Corea, en ook met Paco.
Ik lees in je biografie dat je ook met Miles Davis hebt opgetreden.
Ja, dat is een verhaal. Ik ging naar Montreux om een nummer te spelen, het laatste van het concert. Stel je voor, het was net een film. En bovendien geloof ik dat het het laatste of voorlaatste concert was dat Miles Davis gaf. Hij was al een beetje ziek. De sensatie, stel je voor, om te spelen met Miles Davis op één meter afstand en Quincy Jones die op twee meter afstand stond te dirigeren. Ik herinner het me als een droom, al was het niets, tien minuten in het geheel.
Wat doe je nu?
We werken met onze groep, met Chano Dominguez en Jorge Pardo en Chonchi als zanger, en ik maak opnamen, zoals die met La Barbería del Sur.
Hoe zie je de flamenco van nu?
Voor mij ziet die er goed uit. Ik heb mezelf nimmer beschouwd als een flamenco-deskundige.
Je hebt weinig mensen met jouw waarnemingsvermogen. Vooral omdat je in het buitenland hebt gewoond. Denk je dat er een explosie komt, vooral buiten Spanje?
Buiten Spanje heeft de flamenco altijd gewerkt. Ik weet niet of dat iets folkloristisch is of niet. Ik herinner me dat altijd als we in het buitenland optraden, de mensen verrast waren. Vooral in de jazz-kringen. Als je op jazzfestivals met iets van flamenco komt, staan de mensen op hun kop, omdat ze het niet verwachtten. De manier om dingen te fraseren, onze ‘dingetjes’, zoals we dat hier zeggen. Dus in de jazz-kringen heeft het veel impact, het is een noviteit. Misschien hebben we met veel dingen het plafond bereikt. Er is veel materiaal van dingen die gedaan zijn, van hoog niveau. En zeker, als je daarmee naar buiten komt, werkt dat verfrissend.
(Rafael Moreno, bron: flamenco mailing list)
vertaling/bewerking: Marlies Jansen