Flamenco: de vroege jaren, deel 1

    De geschiedenis van flamenco is altijd een onduidelijk onderwerp geweest. Tot voor kort konden de meeste flamenco artiesten niet lezen en schrijven, en dus hebben ze geen geschreven documenten over hun muziek en hun leven nagelaten. Alhoewel er fragmentarische documentatie bestaat over de ontwikkeling van Spaanse muziek, werden de details van de flamencokunst pas de tweede helft van de vorige eeuw bekend.
    Het samenstellen van een geschreven historie van flamenco heeft daarom altijd bestaan uit het doen van gissingen en het verzamelen en selecteren van andermans gissingen, om een en ander vervolgens in een soort van passende volgorde te plaatsen.
    Recent onderzoek naar Spaanse, Arabische,  Griekse en Romijnse literatuur heeft echter nieuwe gegevens aan het licht gebracht. Hetzelfde geldt voor de analyse van aan flamenco verwante muziek, bestaande cantes en fragmenten van bestaande cantes. In dit artikel is tamelijk recent onderzoek bijeen gebracht, wordt een selectie uit verschillende theorien gemaakt, en wordt gepoogd een compact overzicht te geven van hoe flamenco tot de huidige staat van ontwikkeling kan zijn gekomen. Begrip van de evolutie van flamenco is één manier om te beginnen deze complexe en prachtige kunstvorm te begrijpen. Begrip van alle belangrijke elementen van flamenco is essentieel voor begrip van flamenco gitaar, -zang en -dans, en onmisbaar voor de beginner in deze kunstvorm.

    Je kan zeggen dat er in Spanje niets is dat zuiver Spaans is; in vrijwel ieder aspect van de cultuur is Spanje een grote smeltkroes geweest, waarin zelfs vandaag de dag nog golf na golf van buitenlandse invasie geabsorbeert wordt. Zodoende is de studie van flamenco noodzakelijkerwijs een studie van invasies en hun effect op de muziek van het Iberisch schiereiland, want flamenco is gevormd uit de fusie van de volksmuziek van zuid-Spanje en de muziek die de zigeuners creëerden in diezelfde omgeving. Zoals we zullen zien heeft de populaire volksmuziek de muziek van de zigeuners beïnvloed, terwijl deze toch gescheiden bleven. In relatief recente tijden heeft de vereniging van deze twee ons flamenco gebracht.

    De Fenisiërs
    Zo vroeg als 35000 tot 15000 VC was er al dans in Iberië; grotschilderingen in het noorden van Spanje tonen dansers. In 1100 VC stichtten de Fenisiërs??? de stad Cadiz, die zij toen Gadir noemden. Gelegen op een schiereiland aan de Atlantische kust, is Cadiz de oudste voortdurend bewoonde stad van Europa, en was een belangrijk centrum voor de ontwikkeling van Spaanse muziek en flamenco. Hier introduceerden de Feniciërs dansen die sterke overeenkomst hebben met kringdansen die nog steeds in Spanje gedaan worden.

    De Grieken
    Rond 550 VC beheersten de Grieken zuid-Spanje. Griekse kunstwerken tonen dansers met arm- en lichaamshoudingen die veel lijken op die van Spaanse dansers van tegenwoordig, met castagnette-achtige instrumenten, en handklappen ter begeleiding van de dans. Veel Spaanse volksdansen kunnen tot de Grieken herleid worden. Het is ook waarschijnlijk dat zij de zogenaamde Phrygische mode in Spanje geïntroduceerd hebben (zie aficionao nr. 22).

    De Romeinen
    Tussen 201 VC en 406 NC was Spanje deel van het Romijnse rijk. Cadiz heette toen Gades en de inwoners Gaditanos (zoals die vandaag nog worden genoemd), terwijl het zuidelijk deel Betica werd genoemd. Romijnse literatuur spreekt van de cantica gaditanae, de liederen van Gades, waarvan sommigen denken dat het de voorgangers zijn van de jarchas en de zambras van de Arabieren toen die later Spanje bezetten. Deze leideren waren zeer populair in Rome, evenals de vrouwen van Gades, die dansen op het ritme van crotalos (bronzen castagnettes) en handgeklap. De Romeinen introduceerden de kithera, een vorm van de zither, die later tot de guitarra latina (klein gitaar-achtig instrument met vier sets dubbele snaren) zou ontwikkelen.

    De Visigoten
    Toen de Romeinen vanuit het noorden werden bedreigd door horden barbaren (o.a. de Vandalen), sloten zij een bondgenootschap met de Visigoten om de invasie het hoofd te bieden. Tegen 537 NC hadden de Visigoten echter de controle over bijna geheel Spanje, en, onder een Gotische koning, werd het Christendom de religie van het land. Cultureel gezien hebben de Visigoten zeer weinig bijgedragen.

    De Arabieren
    In 711 vielen de Arabieren, Syriers en Berbers, samen bekend als de Moren, Spanje binnen via Gibraltar, en binnen zeven jaar beheersten zij op een klein stukje in het noorden na, heel Spanje. Tijdens bijna zeven eeuwen van bezetting heeft de Arabische cultuur een enorme invloed uitgeoefend, in het bijzonder in het zuiden, dat zij Al-Andaluz (het land van de vandalen) noemden, en maakten het tot het culturele centrum van de westerse wereld. De moslims brachten wetenschap, poezie, liederen en muziekinstrumenten -fluiten, drums en een luit-achtig instrument met drie snaren. De laatste werd guitarra morisca genoemd, werd "geplukt" bespeeld, en kan de inspiratie zijn geweest voor de conversie van de dubbelsnarige guitarra latina in een enkel-snarig instrument, wat plaatsvond in de 13e eeuw. De Perzische dichter Zyriab, die van Cordoba een belangrijk muzikaal centrum maakte, wordt vaak genoemd als degene die de vijfde snaar aan dit instrument heeft toegevoegd.
    De Arabieren droegen emotionaliteit en gevoeligheid bij aan de muziek van Spanje. Literatuur uit deze periode beschrijft hoe zangers hun publiek zo in vervoering brachten, dat zij onder de invloed van tarab -het Arabisch equivalent van duende- kruiken op hun hoofd stuksloegen, hun kleding verscheurden en over de grond rolden. Veel liederen die later belangrijk werden in Spaanse muziek en flamenco hebben Arabische namen: zambra, zorongo, zarabanda en fandango. Oorspronkelijk werd de term zambra gebruikt om groepen musici, dan wel de bijeenkomsten waar zij speelden, aan te duiden. De zigeuners in Granada noemen hun feesten nog steeds zambras. Er zijn geen geschreven voorbeelden van Arabische muziek uit deze periode, maar deze muziek moet zeker overeenkomsten hebben met de muziek die nu in delen van noord-Afrika en het midden-oosten gespeeld wordt; flamenco vertoond zekere overeenkomsten met deze muziek.

    De Arabieren verdreven
    In noord-Spanje ontwikkelden de vrije Christenen hun eigen vormen van muziek. Reizende musici in de 12e en 13e eeuw zongen baladen die cantigas werden genoemd. In de eeuwen die volgden zouden deze evolueren tot romances en villancicos (religieuze liederen die vandaag nog gezongen worden als kerstliedjes). De christelijke legers hebben voortdurend de Moorse indringers bestreden, en begonnen deze geleidelijk naar het zuiden te verdringen. In de 15e eeuw waren de Moren overal verdreven behalve in Granada. In 1492 viel Granada, en Spanje stond weer onder Christelijke heerschappij.
    De val van Granada was niet de enige belangrijke gebeurtenis; volgens de oudste overgeleverde bronnen verschenen in 1447 de eerste zigeuners in Spanje. In datzelfde jaar berijkten zij Barcelona vanuit het noorden, en in de paar honderd jaar erna zouden er nog meer in Spanje arriveren. Hun emigratie vanuit India begon in de 8e of 9e eeuw. Dit donkere volk was expert in metaalbewerking en hadden een traditie van muziek en dans.
    Ofschoon deze zigeuners anders waren dan het volk dat oorspronkelijk India verliet, hebben zij delen van hun taal behouden (er zijn veel overeenkomsten tussen de zigeunertaal Calo en het Sanskriet van India), en hun gewoonten met betrekking tot dans, in het bijzonder de arm- en handbewegingen, en het voetenwerk dat kenmerkend is voor de kathak dans uit noord-India. Flamenco verschilt hiervan vooral in het feit dat flamenco niet verhalend is; Indiase dansen zijn veelal een soort toneelstukjes.

    Tot zover het eerste deel van "de vroege jaren". Er is tot dusver geen sprake van flamenco, maar de culturele en muzikale basis is gelegd, en er biginnen zich al een paar linken naar de huidige flamenco af te tekenen.