Uiterlijk onbewogen door de sterstatus die het publiek hem zojuist met een minutenlange ovatie had toegekend, vertelt hij in de kleedkamer van Vredenburg hoe zeer die status hem benauwt. Vicente Amigo blijkt in toenemende mate gebukt te gaan onder onzekerheid. "Voor optredens ben ik steeds vaker nerveus en gespannen. Vroeger had ik dat minder. Toen ik vijftien jaar oud was, had ik het niet zo in de gaten, toen speelde ik gewoon. Maar nu weet ik steeds minder wat het publiek van me verwacht. Naarmate ik ouder word ga ik er meer over nadenken. Dan beginnen de zenuwen. Faalangst. Heel menselijk, net zo als elke andere gitarist dat heeft." Het lijkt alsof het zich bij Vicente Amigo begint te wreken dat hii zo jong het podium op gestuurd werd. De grote indruk die zijn spel als vijftienjarige jongen des tijds ook in Nederland maakte, heeft een wederkerend effect, "Ik ben niet alleen dat wereldwonder waar sommigen mij voor aanzien. Ik heb het alleen wat verder geschopt dan anderen misschien", zegt hij nu. Hoewel het in Vredenburg hooguit te merken was aan de haast en vastberadenheid waannee hij zijn eerste stuk aanving, zegt Amigo de druk van het publiek steeds rneer te voelen. "Ik groei en het publiek verwacht steeds meer, heb ik het idee. Dat geeft een verantwoordelijkheidsgevoel . Toen ik vijftien was, had ik niets te verliezen. ik denk daar vaak over na, en daar draai ik weleens van door. Je gaat liggen malen. Het beste is om er niet over na te denken. Gewoon het po- dium op stappen en spelen." "Het klinkt misschien raar, maar het hoge verwachtingspatroon van het publiek levert me soort schaamtegevoel op over wat ik allemaal zit te doen. Dan zit daar zo'n zaal vol met mensen die naar mij komen kijken en luisteren. Ik moet ze dan wel iets te bieden hebben. Het is ook nogal wat, om daar te gaan zitten spelen wat je zeIf verzonnen hebt. De enige manier om te zorgen dat je daar doorheen komt, is te zorgen dat je meer lef dan angst hebt."
Buiten de optredens ("vaker in het buitenland dan in Spanje") werkt Amigo aan opnames voor een nieuwe cd. Het wordt, zo vertelt hij, een cd met werken voor gitaar en symfonieorkest. Het idee daarvoor was afkomstig van het Festival Internacional de la Guitarra uit Cordoba. "De werken zijn opgedragen aan de dichter Rafael Alberti, uit Cadiz. Hij is de laatste levende dichter uit de generatie van Garcia Lorca. Ik heb geprobeerd om momenten uit het leven van AIberti te schetsen met miin muziek." Binnenkort gaat Amigo met de werken op toernee door Spanje, samen met het symfonieorkest van Cordoba. "De orkestpartij is gemaakt door Leo Brouwer, de componist. Omdat ik geen noten lees zong ik de melodieen voor. Brouwer schreef het op en maakte daar de orkestpartijen van. Leo Brouwer woont tegenwoordig in Cordoba en is sinds enige tijd de dirigent van het orkest van Cordoba. Bij de opnames zijn drie zangers betrokken: Enrique Morente, Jose Mercé en Carmen Linares." De cd-versie zal volgens Amigo "wat exotischer" worden uitgevoerd dan zoals hij het live zal spelen. Op de cd zullen naast gitaar en orkest "wat Afrikaanse percussie en andere versierseltjes" klinken. Rond oktober a.s. moet de plaat uitkomen. "Maar de ervarig leert dat het altijd langer duurt dan gepland", aldus Amigo. Welke maat schappij de cd zal uitbrengen is nog niet bekend. "We zijn nu in eigen beheer opnames aan het maken. We zien wel welke maatschappij interesse heeft." "Of hij ook in Nederland uit komt, is afwachten. Ik hoop het. Als het aan mij ligt, komt-ie in de hele wereld uit. Dat is mijn grootste illusie. Maar ja, platenmaatschappijen hebben andere ideeën. Ze werken op commerciële basis. Ze investeren veel geld als ze weten dat ze op korte terrnijn veel geld terugverdienen. Flamenco is in hun ogen voor een te klein publiek. Volgens mij maken ze een denkfout: ze vergeten dat flamenco heel lang verkoopt. De platen van Ramon Montoya worden nog steeds verkocht. Dus het is investeren op lange termijn, je krijgt er lang geld voor terug. Maar ja, wij die muziek maken voor zeg maar 'minderheden' zullen het wel nooit eens worden met de maatschappijen."
Over de positie van flamenco in Spanie zegt hij: "Technisch gezien is de gitaar op een heel hoog niveau gekomen, daar waar die ook hoort. Dat is snel gegaan, de afgelopen twintig jaar. Maar het belangrijkste voor mij is de zang. Daar begint alles. Wat ik probeer met mijn gitaar is te zingen. Maar ik ben geen zanger, en ook geen gefrustreerde zanger, zoals Paco de Lucía wel zegt te zijn. Ik ben gewoon gitarist, vol liefde voor mijn gitaar. Maar zang is de basis waar alles vandaan komt. Elke flamencogitarist moet verliefd zijn op de zang." De flamencozang is in Spanje op een delicaat punt beland, zo benadrukt Arnigo. "Er zijn veel jonge, nieuwe zangers. Het probleem is dat ze veel te vaak de oude generatie overslaan. Daar heb ik bezwaar tegen. Ze kunnen goed zingen, maar ze missen de basis die in de oor- sprong ligt. De oude zangers interesseren hen niet. Ik hoop dat er snel iemand komt die de flamenco weer echt serieus neemt, om het zo te zeggen. Zelf doe ik dat ook. Ik luister veel naar de oude generatie. Daar haal ik de basis vandaan. Ik wil niet afwijken van het rechte pad van flamenco. Ik ben opgegroeid in een tijd waarin vreselijk veel flamencomuziek werd gemaakt met linken naar pop, jazz, latin, salsa. Ik heb die weg niet gevolgd. Ik blijf bij flamenco zoals ik denk dat die hoort te klinken. Het enige dat ik toe wil voegen zijn palmas en af en toe een cajon. Eenvoudige dingen, niet teveel tierelantijntjes. Het is de muzikale boodschap die telt, niet wat je er omheen breit. Je kunt nog zoveel instrumenten en arrangementen maken, dat is niet waar het om gaat. Je boodschap moet pure flamenco zijn. En van tocvoegingen wordt iets niet meer flamenco dan het was." De dood, vorig jaar, van zanger Camarón de la Isla heeft in de flamencowereld een leegte achtergelaten die niet op te vullen is. Amigo: "Het klinkt misschien raar, maar voor mijn gevoel is hij is op het juiste moment gestorven. Hij heeft alles gezongen wat ie heeft kunnen zingen. Voor ons is het jammer natuurliik, omdat hij zo goed was, maar vanuit de geschiedenis bezien is hij op een heel mooi momenl gestorven." Nieuwe zangtalenten ziet Amigo, ondanks z'n wat sombere visie op vele jonge sterren, wel degelijk: "Ik heb laatst iemand horen zingcn in Madrid: Dieguito. Die vond ik geweldig. Het was voor mij de eerste keer dat ik hem hoorde. (In Nederland is Dieguito al te zien geweest in de flamencogezelschappen van Paco Pena, JPG/RS) Ik zou heel graag iets samen met hern doen. Hij heeft iets beestachtigs, iets ontzettend puurs. Dat vond ik ook in El Pele, die heeft ook dat beestachtige in zich. Dat is waar ik mee wil werken. Jose Mercé is ook zo'n voorbeeld. En ook heel goed is El Duquende. Een fantastische zanger uit Barcelona." Aan het eind van het gesprek geeft Amigo nog een boodschap mee: "Het is goed dat er mensen zijn die zulkc festivals als deze organiseren. Ik zou aan iedereen willen zeggen: doe wat je gevoel je zegt dat je moet doen.
Jean-Pierre Geelen, Ruud Stoop