Een oudere en wijzere Vicente beweert dat je eigenlijk voor flamenco
een zekere rijpheid nodig hebt: "Ik geloof dat de flamenco altijd iets
voor volwassenen is geweest, niet iets voor kinderen. Om de flamenco te
begrijpen, is rijpheid nodig. Je kunt als kind wel gitaar leren spelen,
je kunt de techniek begrijpen. En ook van de zang kun je wel zo'n beetje
de techniek doorkrijgen. Maar de essentie van de flamenco is iets dat rijpheid
vraagt. Dat wil nog niet zeggen dat er geen vroegrijpe kinderen zijn. Maar
ik persoonlijk ben in de loop van de tijd meer van de zang gaan houden.
Tegenwoordig houd ik er veel meer van dan vroeger. En van gitaar houd ik
nog net zoveel."
En hoewel hij allerlei jazzy elementen door zijn composities gooit,
vindt hij dat hij door die wijsheid meer flamenco speelt dan vroeger: "De
zang is de basis, de flamenco is geboren met de zang, daar ben ik zeker
van. In zekere zin kun je zeggen dat de zang de 'moeder' is. Niet dat het
daarmee het belangrijkste is. Belangrijk is alles waar je belang aan toekent:
de gitaar, de dans... het hangt ervan af hoe het gedaan wordt." Vicente
heeft zelf gewerkt met zangers als El Pele en Luis de Cordoba, en met dansers
als Javier la Torre en Israel Galván. Die laatste vindt hij de beste
danser van dit moment. Uiteindelijk geeft hij de voorkeur aan de solo-gitaar:
"Ik heb besloten dat mijn carrière die kant op moest. Maar je moet
ook de dans kennen en kunnen begeleiden, voor het ritme. En tegenwoordig
houdt ik veel meer van de zang dan vroeger, ik begrijp het beter. Ik houd
van zingen..." en met een kleine aarzeling verduidelijkt hij: "eh.. thuis,
want ik zing slecht."
We zitten op een herfstige zondagmiddag op zijn hotelkamer, waar de
verwarming tot bejaardenhuistemperatuur is opgestookt. Meteen bij het betreden
van de kamer heeft Vicente zijn gitaar op schoot getrokken, om die gedurende
het gehele interview niet meer los te laten. Een stukje schuimrubber onder
de snaren dempt de tonen af, terwijl zijn vingers bijna werktuigelijk over
de snaren dansen.
Rijpheid of geen rijpheid, hij heeft nog steeds dezelfde jongensachtige
charme en ietwat slungelige motoriek. Zijn zijn ideeën ook hetzelfde
gebleven? Vier jaar geleden beweerde Vicente in Aficionao dat hij niet
wilde afwijken van het 'rechte pad van de flamenco': eenvoudige dingen,
zonder al te veel tierlantijntjes en andere instrumenten. Hoe denkt hij
daar nu over, aangezien hij op zijn CD 'Vivencias Imaginadas' met onder
andere een trompet kwam aanzetten, en op 'Poeta' met een heel orkest?
"Het gaat mij in de muziek om het 'argument'. De hoeveelheid instrumenten
maakt niet uit, als het maar de flamenco-intentie heeft. Of je nu gitaar
of fluit of wat dan ook speelt. Het project met orkest was een experiment,
een nieuw avontuur, en ik zal altijd nieuwe avonturen ondernemen. Artiesten
zijn er altijd naar op zoek om iets nieuws te creëren. Vaak lukt dat,
maar soms is het niet nieuw." Hebben we misschien het hoogste punt bereikt,
vraag ik, en wijs op de nieuwste cd van Paco de Lucía, die minder
experimenteel lijkt dan zijn voorgangers. "Nee," antwoordt Vicente stellig,
en een venijnige roffel op zijn gitaar onderstreept zijn bewering, "ik
geloof dat de muziek zich altijd blijft ontwikkelen, in heel veel richtingen.We
hebben het einde nog niet bereikt, geloof ik... nee, dat weet ik zeker.
En die cd van Paco de Lucía vind ik heel goed, heel interessant.
Het is een heel gewetensvol gemaakte cd."
Vindt Vicente het een probleem dat met de huidige opnametechnieken iets
van de levendigheid en de interactie, die zo typisch is voor optredens,
op de plaat verloren gaat?
"Nee, als dat een probleem zou zijn, is de oplossing een live-opname.
Maar volgens mij is het een voordeel om te beschikken over de technische
middelen die we nu hebben. Het is allemaal veel praktischer. En het is
altijd een probleem geweest om de koortsachtigheid van de flamenco op een
plaat over te brengen. Zowel vroeger als nu. Om alles in één
keer met alle muzikanten samen in te spelen, is ook een probleem, want
je bent je er voortdurend bewust van dat je aan het opnemen bent. Als ik
eraan denk dat het opgenomen wordt, ben ik toch een beetje geblokkeerd.
Nu heb je de mogelijkheid om het overnieuw te doen. Veel beter. In een
voorstelling zit altijd veel meer leven. En ik hou meer van die levendigheid
van een voorstelling. Maar het is ook een uitdaging om in een studio te
gaan zitten en die levendigheid te voorschijn te halen, vorm te geven."
Waar iedereen het over eens is, is dat Amigo een heel eigen speelstijl
heeft. Woorden als poëtisch en vloeiend worden vaak gebruikt om dat
typische geluid te omschrijven. Heeft hij die stijl heel bewust gecreëerd
of is die natuurlijk zo gegroeid?
De typering 'vloeiend' wordt met een strakke roffel afgestrafd, wellicht
omdat het Spaanse woord dat ik gebruik, 'soave', ook 'zacht' betekent.
Verontwaardigd springen Vicente's vingers over de snaren. Zijn mond is
milder: "Misschien heb ik een heel poëtische stijl, maar niet noodzakelijkerwijs
zacht. Er zijn zachte momenten en harde momenten, zelfs heel harde momenten.
En ik denk dat mijn stijl is, zoals ik ben. Ik voel me artiest. Ik heb
altijd artiest willen zijn, meer dan instrumentalist. Tegelijkertijd ontken
ik niet alle problemen die de gitaartechniek met zich meebrengt. Ik houd
heel veel van dit instrument, maar ik houd ervan om daarmee mezelf te realiseren,
niet dat door mij zich de gitaar realiseert."
Zijn inspiratie vindt hij niet alleen in de flamenco. "Nee, ook in
andere soorten muziek. Ik weet niet of ik het jazz moet noemen. Want naar
de echte pure jazz luister ik minder, maar ik luister naar mensen die het
een beetje mengen, die zichzelf zijn. Mensen die het geluk hebben dat te
vinden wat ze zoeken en dat over kunnen brengen aan het publiek. Iemand
als Pantasini vind ik geweldig. Dat is volgens mij geen normale jazzgitarist.
Dat is een musicus die zijn weg gevonden heeft en uitdraagt. Van zulke
mensen wil ik leren, ik wil me onderdompelen in hun muziek en door hun
geluid beïnvloed worden. Ik zou willen dat ik me op mijn gemak voelde
op dit terrein. Maar zolang dat niet zo is, ga ik geen jazz spelen. Dus
wat ik doe, is flamenco. En dan mogen sommige stukken heel erg flamenco
zijn, en andere minder flamenco, dat maakt mij niet uit.
Een echte flamenco-CD is in ieder geval de plaat die in oktober uitkomt
van hem en zanger José Mercé. "Het is één van
de belangrijkste platen die ik heb gemaakt," beweert Vicente en zijn vingers
onderstrepen die bewering met een roffeltje op de snaren, "want zowel de
melodieën als de teksten zijn van mij, en ik heb veel delen van mijn
leven in deze cd verwerkt. Ik heb José Mercé gekozen, omdat
het een solide zanger is, iemand met overwicht. We wilden al heel lang
iets samen doen. Jaren geleden zijn we elkaar in Utrecht tegengekomen en
hebben we erover gepraat. De plaat heet 'De l'Amanacer' (Van de dageraad)."
En inmiddels rijpen de plannen voor een nieuwe cd, waaraan Vicente wil
beginnen als hij tegen het einde van het jaar zijn concertenreeks heeft
voltooid.
Mijn vragen zijn op en Vicente's vingers slaan een slotakkoord. Terwijl
ik mijn spullen bij elkaar zoek, komen we te spreken over de Bienal van
Sevilla, die net die dag op zijn eind loopt. Zijn manager, die zich tot
dan toe bescheiden op de achtergrond heeft gehouden, vertelt vergenoegd:
"In de plaatselijke krant stond dat de festivalleiding twee artiesten werkelijk
in de programmering heeft gemist: Cristina Hoyos en Vicente Amigo." Vicente
haalt zijn schouders op en zegt bescheiden: "Ach, ik heb het afgeslagen,
omdat ik niets nieuws had." En een artiest wil immers altijd iets nieuws
brengen.
Marlies Jansen
(11/12 -98)